Regels van het tafeltennis

Puntentelling

In eerste instantie werd er bij tafeltennis altijd tot 21 punten gespeeld, maar vandaag de dag wordt er nog maar tot de 11 punten gespeeld. Om een wedstrijd, ofwel set, te winnen, moet je drie games winnen. Het kan voorkomen dat het aantal games dat gespeeld wordt anders is, bij bijzondere wedstrijden of op hoog niveau. Na afloop van een game, wisselen de spelers van tafelhelft. Voor het begin van de eerste game wordt er met behulp van een toss bepaald wie er mag beginnen met serveren, de ander mag dan kiezen aan welke kant van de tafel hij of zij wil beginnen. Het tellen van de punten hoeven de spelers zelf niet te doen, dit wordt gedaan door andere spelers die op dat moment langs de kant staan. Meestal is er wel een telbord beschikbaar, maar de scheidsrechter is degene die de stand hier op moet schrijven. Je kunt op een aantal manieren een punt scoren:

• Wanneer je de bal zo op de helft van de tegenstander weet te spelen dat hij of zij hem niet meer terug naar jouw helft kan spelen

• Wanneer de bal twee keer stuit op de helft van de tegenpartij

• Wanneer de tegenstander de bal al speelt voordat deze op de tafel heeft gestuit

Er zijn ook situaties waarin je een punt kunt verliezen:

• Als je bij het slaan op de tafel leunt of de tafel in beweging brengt

• Wanneer je bij dubbelspel in het verkeerde vak slaat

• Wanneer je bij dubbelspel twee keer achter elkaar speelt, terwijl het eigenlijk om de beurt moet

Het kan voorkomen dat een rally eindigt zonder dat iemand een punt heeft gescoord. Dat betekent dat er sprake is van een let en dat de rally opnieuw moet worden gespeeld. Dit kan om verschillende redenen voorkomen:

• Een bal of een speler van een andere tafel komt te dicht in de buurt

• Er gebeurt iets dat niemand verwacht: de bal of het net gaat kapot, de tafel stort in, enzovoorts

• Bij een netservice

• De tegenstander stond nog niet klaar en probeerde daarom niet eens terug te spelen - Het spel wordt onderbroken door de scheidsrechter

Serveren of opslaan

Het serveren of opslaan is bij tafeltennis erg belangrijk. er worden steeds meer creatieve manieren bedacht om de tegenstander met de eerste bal al meteen te verrassen. De grondregel bij het opslaan is dat je de bal zo moet slaan dat hij eerst op de eigen helft stuit en dan pas over het net naar de tegenstander gaat. Vervolgens moet hij ook weer op de helft van de tegenstander stuiten. Daarnaast zijn er nog een aantal dingen waar je op moet letten bij het serveren:

• De speler moet met hand en bal achter de eindlijn en boven tafelhoogte blijven

• De bal moet duidelijk op worden gegooid

• Een speler mag pas serveren als de tegenstander klaar staat voor ontvangst

• Is de service goed, maar raakt hij onderweg toch het net, telt dit als netservice en moet een speler opnieuw serveren

• Bij dubbelspel moet een speler schuin over de tafel serveren naar het juiste vak 

Terugslaan

Wanneer de bal geserveerd is, mag de andere speler deze terugslaan zodra hij één keer op zijn of haar helft is gestuit. De bal moet langs over of via het net terug worden gespeeld naar de tegenpartij. Klinkt misschien simpel, maar de tegenstander probeert het je natuurlijk zo moeilijk mogelijk te maken.

Effect in de slag 

Er zijn verschillende soorten effecten waar je gebruik van kunt maken bij tafeltennis:

De topspin: Bij deze spin beweegt een speler het batje van beneden naar boven en naar voren. Hierdoor krijgt de bal een voorwaartse draaiing en meer snelheid na de stuit op tafel.

De backspin: De speler beweegt het batje van boven naar beneden en naar voren. Hierdoor krijgt de bal een achterwaartse draaiing en remt hij af na de stuit op tafel.

De zijspin: De speler beweegt het batje zijwaarts langs de bal. Hierdoor draait de bal naar links of naar rechts, zowel voordat hij stuit als nadat hij op tafel stuit. Spelers combineren de zijspin vaak met een topspin of backspin. De zijspin wordt het meest gebruikt bij het serveren van de bal.

Geen spin: In dit geval raakt het batje de bal loodrecht. Hierdoor zit er geen spin aan de bal.

Dubbelspel

Je kunt tafeltennis 1 tegen 1 spelen, maar je kunt ook dubbelspel spelen, dus 2 tegen 2. Bij dubbelspel zijn er een aantal regels net wat anders dan bij 1 tegen 1. Bij opslag moet de bal eerst in de rechterhelft van de eigen speelhelft komen en en vanuit daar diagonaal in de rechter speelhelft van de tegenstander stuiten. Bij een dubbelspel slaan spelers om de beurt. Een speler mag dus niet twee keer achter elkaar slaan. De volgorde van de spelers moet aan het begin van de wedstrijd al vastliggen. Nadat er twee services plaats hebben gevonden, wisselen de spelers van het team van plaats, zodat de servicebeurt naar de andere speler uit het team gaat.

Wisselen

Na iedere game wisselen de spelers van tafelhelft. Ze verhuizen dus naar de andere kant van de tafel. Wanneer er een beslissende game wordt gespeeld, wat meestal de vijfde game is, dan wisselen spelers ook van tafelhelft wanneer er een van de spelers vijf punten heeft behaald, of tien punten als je speelt met 21 punten per game.